Het Huis van mijn Vader (5)


Categories :
Dit is deel [part not set] van 9 in de serie Vader's Huis

5. Het huis van de vader heeft een sleutelhouder

De profeet Jesaja spreekt een profetie tegen de hofmaarschalk Sebna. Jesaja voegt er hier aan toe: die over het huis is. Sebna wordt in het Hebreeuws op verschillende wijzen geschreven. De eerste (שבנה) is met een he (ה) aan het einde. De tweede versie (שבנא) is met een aleph (א) als laatste letter. De eerste variant leunt op het Hebreeuws en de tweede op het Aramees. De Assyrische koning Sanherib staat voor de muren van Jeruzalem en eist de stad op (2 Kon. 18). Sebna is een van de drie onderhandelaars – naast Eljakim en Joah. Zij vragen de Assyrische onderhandelaars om in het Aramees te spreken, wat deze weigeren. Daarna wordt de naam van Sebna met op de Aramese wijze met de aleph geschreven. Abarim Publications geeft een drietal betekenissen van de naam Sebna. (1) Zetel van schoonheid. (2) Gevangen genomen. (3) Keer alstublieft terug. En deze drie betekenissen passen bij wat de profeet Jesaja over Sebna zegt.

Sebna bekleedde de hoogste positie aan het hof van koning Hizkia, namelijk die van hofmaarschalk. Een hofmaarschalk, hofmeester of schatbewaarder is de sakhan (סכן): hij die in zijn handen heeft wat voor later is. Hij was de baas over de hofhouding. Sebna had nogal een ego, want hij had een graf laten uithouwen wat boven alles uitstak. Hij had een woning – mishkan (משכן)– op de rots laten aftekenen (graveren). Een miskhan is een tent, zoals ook de Tabernakel de tent van samenkomst wordt genoemd. Een rots is een sela. Zo’n rots was er in de woestijn en Mozes sloeg daar twee keer op in plaats van er tegen te spreken[1]. Merk op dat het karakter van een tent en een rotsgraf zich niet met elkaar laten verenigen; hier vinden we een woordspeling tussen de sakhan en de miskhan[2]. Ook liet Sebna zich vervoeren in praalwagens. Dit verheven graf en deze praalwagens waren tekenen van zijn trots. Hij is een schande voor het huis van zijn heer. Daarom zegt Jesaja dat hij zal worden vervangen. En wel door de Eljakim. Bovendien zal hij worden verbannen naar een ver land. Nochtans klinkt in de derde betekenis van zijn  naam – keer alstublieft terug – de smeekbede om teshuvah (bekering).

Sebna wordt vervangen door Eljakim (God zal vestigen, Wie God aanstelt). Hij is de zoon van Hilkiah (Deel van JHWH, JHWH is mijn deel). Zo zie je weer hoe betekenisvol deze namen zijn. God vestigt Eljakim en Eljakim is de zoon van JHWH is mijn deel. Als een twee-eenheid. Eljakim krijgt het kleed en de gordel van Sebna, evenals zijn positie als hofmeester. De regering (heerschappij) is in zijn hand. Ook zal hij zijn als een vader voor inwoners van Jeruzalem en het huis van Juda. Dat lijkt op de plaats die Jozef als de onderkoning innam. In Gen. 45:8 zegt Jozef dat God hem aangesteld heeft tot een vader voor de farao en tot heer over heel zijn huis. Al was Jozef de tweede man in Egypteland, toch wordt hij door de Eeuwige gezien als de eerste!

Sebna wilde zijn mishkhan in de rots laten uithakken. Maar niet hij, maar Eljakim zal als een tentpin vastgepind worden. Dat vastpinnen (tsaqa) gebeurt met grote kracht. Zoals wij tentpinnen in de grond slaan. Deze pin wordt vastgezet op een zekere, een vaste plaats. Als een zekering. Die vaste plaats is een amen maqowm. We herkennen het woord amen: vast zeker. En maqowm, dat is de plaats van verzameling. Zoals de wateren bij schepping werden verzamelend in een plaats. Het Griekse woord voor maqowm is synagoge. Het is de plaats om God te ontmoeten. Zoals Jakob bij Bethel zegt: God was aan deze plaats en ik wist het niet.

Deze Eljakim zal zijn als een glorietroon voor het huis van zijn vader. Ja, al de heerlijkheid van het huis van zijn vader hangt aan hem. Op het eerste gezicht lijkt dat positief. Maar het eerste gebruik van hangen – thalah – in de Thorah is als de bakker wordt gehangen (Gen. 40:19). En Deut. 21 geeft de voorschriften voor een gehangene. Hij is Gode een vloek en mag niet aan het hout – de pin –  blijven overnachten. Er hangt een groot gewicht aan deze pin. Aan deze pin, aan Eljakim, hangt al de heerlijkheid van het huis van zijn vader. Aan de door JHWH aangestelde hangt heel de heerlijkheid van het deel van JHWH (Hilkia). En als vader voor de inwoners van Jeruzalem en het huis van Juda neemt deze Eljakim dus hun plaats in. Aan hem hangt ook de toekomst. De scheuten (tse’etsa) en de nakomelingen (tsephiah). Scheuten komen uit de aarde, zoals zaad dat ontkiemt. De nakomelingen zijn de uitschieters, het blad. Dit woord wordt alleen in deze tekst gebruikt en houdt verband met het woord voor slang of basilisk. Het komt van het werkwoord verdrijven, wegjagen. Je zou kunnen zeggen dat zijn allen die voortkomen uit het gezaaide en diegenen die verdreven zijn. Verbannen naar een ver land. En tenslotte hangt ook het vaatwerk aan deze pin. De keli. Kleine vaten, grote vaten en flessen. Dit vaatwerk is een verwijzing naar de tempeldienst.

Er zijn in deze perikoop veel verwijzingen naar de priesterdienst. Kleding, gordel, tentpin, vaatwerk (keli). Was Eljakim een priester? Zijn vader Hilkia is in elk geval níet de hogepriester Hilkia ten tijde van koning Josia. Maar was ook de stam van Levi niet aangesteld toen zij nog in het huis van de farao verbleven? Deze Eljakim staat op gelijke hoogte als Jozef. Hing het leven van zijns vaders huis ook niet af van Jozef?

Laat het even op je inwerken: een glorietroon als een pin waaraan zowel het nageslacht als de priesterdienst hangt. Maar dat hangen is beslist geen zaak van eer en heerlijkheid. Het is een zware last[3]. Vers 25 is nog schokkender, want deze pin wordt weggenomen. Dat wegnemen is als het wegnemen van de wolkkolom (Ex. 13:22). En Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes week niet uit het midden van de tent. Deze voorbeelden beschrijven het tegenovergestelde van wegnemen. Beide voorbeelden betreffen de nabijheid van de Aanwezige. De wolk werd niet weggenomen van en evenmin week Jozua uit de Miskhan. Maar déze pin wordt wél weggenomen. Weg uit de nabijheid van de Aanwezige. Ja, hij zal afgehakt worden, zoals aan de afgoden gewijde bossen worden omgehakt. Hij zal vallen, zoals het gezicht van Kaïn verviel. Geen gedaante noch heerlijkheid. De last die aan deze pin hangt, zal worden afgesneden. Zo blijft er weinig meer over van de heerlijkheid en glorie.

Nu, welke zin heeft dit alles? Waarom wordt Eljakim eerst bekleed met eer en waardigheid? Waarom is hij als een vader voor de inwoners en het huis van Juda? Om dan vervolgens een immens zware last te moeten dragen. Op hem komt heel het huis van zijn vader. Ja, om vervolgens te worden weggenomen, afgehakt, om te vallen en afgesneden te worden?

Als je thuis bent in de Schrift, dan heb je in deze profetie al de schaduw van de Messias Jeshua gezien. Op Hem werd heel de zware last van zijn volk – het huis van zijn vader – gelegd. Hij werd vastgepind op de amen maqowm. De vaste plaats waar men God ontmoet. En op die plaats werd Hij weggenomen, afgehakt, afgesneden. Ja, zo nam Hij daadwerkelijk de plaats van Sebna in. Zodat Sebna uit de ballingschap kan terugkeren. Deze Eljakim is de Messias ben Jozef.

Sebna is het beeld van het huis van Juda. Gezeten in een zetel van schoonheid, maar vanwege haar trots en afkering van JHWH werd zij verbannen naar een ver land – Babel. Totdat ook daar de roep om terug te keren werd gehoord. Ja, degenen van de gezaaiden en degenen die verbannen zijn, die samen. 

We hebben één tekst overgeslagen. Dat is het centrum van dit gedeelte. De kern van de boodschap. Een bijzondere boodschap. Deze Eljakim krijgt namelijk de sleutel van het huis van David op zijn schouder gelegd. De schouder is de plek van heerschappij (Jes. 9). De schouder is ook de plek waar de last gedragen wordt, hetzij een kruik water, hetzij bezit, hetzij zelfs het kwaad. Hedendaags zeggen we: je draagt verantwoordelijkheid[4].

Waar is die sleutel van? Die is van de troonzaal. Het woord sleutel (maphteach) komt slechts drie keer in de Schrift voor. De eerste keer gaat het over de richter Ehud die de koning Eglon van Moab doodde in zijn opperzaal (aliyah) (Richt. 3). Dat is de troonzaal van de koning. De tweede keer gaat het over de priesters die dienstdoen als poortwachter voor de Tempel (1 Kron. 9:27). Zij hebben de sleutel van het huis. De hoofden vernachten rondom het huis van God en hun broeders poortwachter woonden in de dorpen rondom de heilige plaats. De derde keer gaat het dus over Eljakim. Hij krijgt de sleutel van het huis van David. Dus van het koningshuis. Van de troonzaal. Wie naar de koning wil, moet langs hem. Als hij opent, dan kan niemand sluiten. En als hij sluit, dan kan niemand openen[5]. Spreuken 8:6 zegt: Hoort, want ik zal vorstelijke dingen spreken, en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn. Het woord voor opening is hetzelfde als voor sleutel wordt gebruikt. Hier spreekt iemand met autoriteit. Hier spreekt Iemand enkel woorden van billijkheid (me’shar). Zijn oordeel is volkomen terecht (Psalm 9, Jes. 45:9). Zie je weer het beeld van de troonzaal waar woorden van recht worden gesproken? Eljakim krijgt de bevoegdheid om recht te laten spreken.

En de tekst uit Jesaja wordt ook gebruikt in de brief aan de engel aan de gemeente in Filadelfia.

En schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent: Ik ken uw werken. Zie, Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend. Openbaring 3:7-8

Nu blijkt dat deze sleutel van Davids huis in handen is van Jeshua de Messias. De Heilige en de Waarachtige. Wie toegang tot de Koning wil hebben, kan dat alleen via deze Sleutelhouder krijgen. De gemeente van Filadelfia kreeg een geopende deur. Zij kregen toegang tot de troonzaal. Ondanks hun kleine kracht, waren ze sterk genoeg om het Woord in acht te nemen en om deze Sleutelhouder niet te verloochenen. Zie je, opnieuw wordt het Woord met autoriteit gesproken.

Waarom krijgt deze gemeente deze tekst mee? Filadelfia wijst profetisch op de periode in de kerkgeschiedenis tussen 1798 en 1844 AD. Dit is de tijd van de revivals, waarbij er weer zicht kwam op de vervulling van de profetieën aan Israël. Men zag de komst van de Messias aanstaande. In 1844 AD eindigden ook de 2300 dagen waarover Daniël 8:13-14 spreekt. Na deze tijd zal het Heiligdom in rechten worden hersteld. Gerechtvaardigd. Daniël heeft het hier over het hemelse heiligdom, omdat de dienst op aarde was gestaakt. Aan het einde van de 70 jaarweken wordt een heiligste der heiligen gezalfd, d.w.z. in gebruik genomen. In het laatste van de dagen moet dat heiligdom worden gerechtvaardigd, zoals op aarde het jaarlijkse gebruik was op de Grote Verzoendag[6]. En om dat Heiligste der heiligen in rechten te herstellen, moet de deur worden geopend door de Sleutelhouder. Niet voor niets lezen we dat Johannes een geopende deur in de hemel ziet (Openbaring 4:1). En door die open deur kijken we in de troonzaal. Daar zien we het Lam, staande als geslacht.

En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven hoorns en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde. Openbaring 5:6

Gemaakt tot koningen en priesters. Zoals Eljakim beide lijkt te vervullen. Deze Sleutelhouder is dus ook de Messias ben David.


[1] Zie ook Obadja:  3.

[2] Paulus zegt: als onze aardse tent afgebroken wordt, dan weten we dat we een gebouw in de hemelen hebben, niet met handen gemaakt (2 Kor. 5).

[3] Kavod betekent letterlijk zwaar, het heeft ook de betekenis van glorie.

[4] Daarom zetten wij er onze schouders onder.

[5] Maphteach komt van patach – openen. Een deur of een poort is een petach. Het is de grens tussen binnen en buiten.

[6] Zie mijn boek Dit zijn de dagen van Elijah, www.dedagenvanelijah.nl.

serie navigatie